Soms lijkt mijn leven te bestaan uit het wachten in/op/nabij het station. Wachten op het perron, bij de ingang of uitgang van de trein, voor de (rol)trap, voor of achter de in- en uitcheck paaltjes, ga zo maar door. Geen wonder dus, dat ik vandaag weer eens stond te wachten op het station, variant Rotterdam Centraal dit keer.
Ik kwam laat van werk af. Mijn trein werd geannuleerd want die ging stuk. Mijn volgende trein werd ook geannuleerd want er stond nog een kapotte trein op het spoor van said volgende trein. Op dat moment besloot ik dat ik niet met me zou laten sollen. Ik zou het universum laten zien dat ik me niet zou laten verslaan: throw at me what you will, ik blijf positief. Dermate groot was mijn vechtlust, dat ik het station maar eens liet voor wat het was en naar buiten liep. Wel honderd meter welgeteld, naar de Konak Döner Kebab aan de achterzijde van het station.
Deze tent laat ik al maanden voor wat hij is, omdat hij me beangstigt. Die hele zaak ziet er uit alsof het in elkaar gevouwen is met als enige doel het zo snel mogelijk waterdicht maken van een shitty-ass keuken. Schroef daar nog een aantal lelijke naamborden waar Coca-Cola overheen gekost heeft aan vast en je hebt een zaak waar ik eigenlijk niet in wil.
Maar net als dat van de forens, gaat het leven van de kebabreporter niet over rozen. Opofferen deed ik me, in de naam der strijd. Nu bleek ik niet de enige te zijn die zich door strijd liet motiveren. Ik kwam binnen in een volle zaak, gevuld met grofweg evenveel hangjongeren als volledige gezinnen. Er was te weinig ruimte bij de ingang voor een nette rij, dus iedereen schoffelde zich in een soort van volgorde waar Britten schande van zouden spreken. Een man stond hard te schreeuwen (met bijpassend Rotterdams accent) dat hij de volgende in de “rij” was. De oudere van de twee kebabbers keek hem link aan en schreeuwde terug: “Je ziet toch dat we druk zijn! Je moet rustig doen! NEE! Je moet rustig doen!”
In deze gemoedelijke sfeer bestelde ik mijn broodje döner á €4,-. Omdat de NS toch geen indicatie gaf dat hun bedrijfsvoering ook maar iets te maken had met het vervoeren van mensen, besloot ik mijn broodje ter plekke op te eten. Het TL-licht was blauwer dan mijn telefoon en grofweg iedereen in de zaak zorgde ervoor dat ik me ongemakkelijk voelde, maar dat terzijde. Eens níet wachten op een perron heeft ook zijn charme.
Een pluspunt voor Konak: de schreeuwende kebabber van eerder kwam me binnen no time mijn broodje brengen. Het was een Turkse bol lauw kippenvlees met groenvoer van ijsbergsla (variant ‘ken nog net’), verse tomaat en komkommer. De bol was in de buurt geweest van een grill, te zien aan het patroontje wat in het brood gedeukt was. Geroosterd zou ik het niet willen noemen. Het vlees vond ik niet lekker. De verdeling van vlees en sla was niet best; eerst een vegetarisch broodje en daarna het onsmakelijke vlees. Enig pluspunt: de sauzen. Die waren uitstekend verdeeld en smakelijk.
Het was druk in Konak, dus ze zullen iets goed doen. Het was mij niet helemaal duidelijk wat. Oh, en de sprinter die mij uiteindelijk met een omweg naar huis zou brengen, heeft nog een tijd stil gestaan op het spoor (omdat er een kapotte trein voor stond). Vooruit universum: jij wint.